Tiegemse kunstenaars

STAF STIENTJES (1883-1974)

Staf had van jongsaf aanleg voor het schilderen en mocht dan ook de nodige lessen volgen en behaalde de gouden medaille. Zijn vader schakelde hem in in het koetsenbedrijf.

In zijn vrije tijd wijdde hij zich volledig aan de schilderkunst op doek.

Voor de 1e Wereldoorlog had Staf, toen huisschilder, veel in Tiegem gewerkt in opdracht van August Callens en zo kwam hij in contact met Valerius de Saedeleer.

In 1922 betrok hij met zijn gezin “Huis ten Berghe” en kon wat verder een paar percelen verwerven, waarop hij in 1927 een villa in cottagestijl liet bouwen. Deze villa, beter bekend als “Het Vossenhol”, werd vanaf 1931 ingericht als drank- en spijshuis, terwijl er naast dit lusthof een openluchttheater werd aangelegd.

Vanaf zijn verblijf in Tiegem is Staf geïnspireerd door de mooie Vlaamse landschappen.

Hij schilderde ook portretten en bracht in zijn latere werk ook af en toe een surrealistische noot aan.

Staf was actief als toneelacteur en dichter en kreeg regelmatig Stijn Streuvels over de vloer.

Op latere leeftijd liet Staf in zijn tuin een nieuw woonhuis bouwen. In 1972 richtte hij onder deze woning de “Malpertus-crypte” in, waar nog talrijke werken te bezichtigen zijn.

 

MODEST HUYS  (Olsene 1874 - Zulte 1932)  

Kunstschilder, verbleef  in Tiegem rond de eeuwwisseling. Ondertekende in 1901 als medeaangever en "getuige" samen met de vader, meester Alfons Supply, de geboorteakte van Arnold Supply, de latere gemeentesecretaris. Werkte in opdracht van Vital Moreels en na diens dood voor rekening van zijn erfopvolgers, de familie Callens-Derache en soms ook samen met Staf Stientjes. Beiden verbleven rond 1910 in de herberg "'t Fonteintje", en betaalden voor hun logies met het beschilderen van de cafémuren. Deze schilderijen zijn er nog altijd te bezichtigen maar kregen inmiddels wel een paar opfrisbeurten.

 

ALFONS MOORTGAT 

 

Was een Vlaams componist, taal- en letterkundige.

Om gezondheidsredenen kwam hij in oktober 1919 naar Tiegem wonen in “Villa Albert”(Deze woning werd gebouwd in opdracht van Vital Moreels), waar hij de nodige rust en zuivere boslucht vond.

Zijn woning groeide snel uit tot een ontmoetingsplaats van vooraanstaande Vlaamse kunstenaars uit die periode.

Stijn Streuvels, Hugo Verriest, Valerius de Saedeleer, Ernest Claes, Gustave Van de Woestijne en Modest Huys kwamen regelmatig op bezoek.

Vooral zijn muziekstukken waren zeer in trek bij organisten en koren.

Hij schreef 9 orgelalbums, 5 bundels geestelijke liederen, 9 meerstemmige missen waarvan de MIssa Quarta een pareltje is. Daarnaast schreef hij ook kamer- en toneelmuziek , onder andere voor het Mariaspel in Halle.

In 1933 schreef hij tekst en muziek voor het openluchtspel “De Passie van Ons heer”, dat 2 maal opgevoerd werd in het Sint-Arnolduspark.

Hij kreeg van Paus Pius de tiende een kerkelijke onderscheiding voor zijn godsdienstige liederen waarin hij biddend het volk wou leren zingen.

Daarnaast ontving hij nog verschillende onderscheidingen.

 

VALERIUS DE SAEDELEER

 

Was lid van de Latemse school, en vestigde zich samen met zijn gezin in Tiegem, in het door Vital Moreels gebouwde “Huis ten Berghe”, hoog op de heuvelkam van waaruit hij een rijk en wijd golvend heuvelland, onder een onmetelijke, overkoepelende hemel kon overschouwen.

Om dit alles te ontdekken had Valerius een zeer groot venster op deze omgeving.

Na een ogenblik van aanpassing kwamen hier nieuwe werken van grote waarde tot stand zoals “Velden in het najaar”, “Vlakte in de winter”en “De Rijp”. Tussen 1908 en 1914 ontwierp hij een reeks schilderijen die als zijn schoonste en zijn sterkste mogen beschouwd worden. Bij het uitbreken van Wereldoorlog I vluchtte hij met zijn gezin en Gustaaf Van de Woestijne naar Wales. Bij zijn terugkeer is “Huis ten Berghe” onbewoonbaar en gaat Valerius in Etikhove wonen.

Op de Meuleberg liet Vital Moreels zelf in 1908 een villa bouwen, “Huis Ten Berge” genaamd dat tot 1914 werd bewoond door de landschapsschilder Valerius De Saedeleer (1867-1941). Later nog bewoond door Staf Stientjes (zie info). Het huis ligt bovenop de heuvelkam van waaruit men een prachtig uitzicht heeft op de Scheldevallei, de Leievallei en het golvende landschap van de Vlaamse Ardennen.

De zwarte moerbei (Morus nigra) De zwarte moerbei (Morus nigra) is een schilderachtige boom die veel meer aandacht verdient in parken en tuinen. Omdat een Zwarte moerbei er al na een jaar of tien oud en doorgroefd uitziet, kan de boom goed worden gebruikt om nieuwe tuinen snel een doorleefd tintje te geven. Hij werd in de zestiende en zeventiende eeuw dikwijls aangeplant in klooster- en kasteeltuinen, later ook rond boerderijen en pastoriën. Hij werd vooral gekweekt omwille van de lekkere vruchtjes. Het blad werd vroeger, net als dat van de witte moerbei, ook gebruikt voor de zijderups, maar het levert een mineure zijdekwaliteit op. Ook in Kortrijk, in de tuin van het Baggaertshof en in een tuin aan de Erasmuslaan, staan prachtige Zwarte Moerbeien. Ook die laatste is beschermd als monument.

 

HECTOR VINDEVOGEL

Werd ook Torie Mulders genoemd. Hij was de laatste eigenaar-molenaar van de Belzebubmolen, gebouwd in 1267 en één van de eerste molens in Vlaanderen. De molen werd omvergetrokken voor de film “Het Kwade Oog” uit 1937.

Torie was dorpsfilosoof, boer, molenaar, toneelspeler, regisseur en auteur.

Hij was goed bevriend met, en inspirator van, romanschrijver Stijn Streuvels, die in hem een onuitputbare bron van verhalen over het landelijke leven en de landelijke mensen vond.

Streuvels omschreef hem zelfs in verschillende van zijn boeken.

Als een groot molenkenner schreef Torie de studie: “Windmolens tussen Schelde en Leie” en in 1945 verscheen zijn boek “Honderd jaar dorpskroniek van Tieghem” waarin hij veel eigen belevenissen aanhaalde. Torie stierf in 1991 en werd begraven in een kist gemaakt uit planken van zijn kriekelaar en zo is zijn uiterste wilsbeschikking geschied. Hij zei immers: “Omdat je nooit geen krieken hebt willen dragen voor mij, zulde gij mij dragen na mijn dood”.

 

GUSTAVE VAN DE WOESTIJNE

De toen reeds befaamde kunstschilder en broer van Karel, komt in de Melkerij in Tiegem wonen. De symbolist en hyperintellectueel Gustave beeldde de gesloten wereld van symbolen uit. Hij woonde tot 1909 in Latem en reisde daarna zijn goede vriend De Saedeleer achterna.

Hier schildert Gustave zeer fijne kalligrafische doeken. Ze zijn veeleer getekend dan geschilderd en staan voor halfweg tussen dromen en werkelijkheid.

Zijn bekendste werken uit de Tiegemse periode zijn “Boerinnetje”, “Moeder en kind” en “De Ruiters” , verkocht bij Christies voor een half miljoen euro.

Opvallend in de meeste van zijn portretten is de haarscherpe weergave van het gezicht en de handen terwijl de kleding minder in detail is uitgewerkt.

Het volledige oeuvre van Van de Woestijne bestaat naar schatting uit 400 werken en is te bewonderen in Gent, Antwerpen, Brugge en Ukkel.

 

LIEVEN COLARDYN

De Kortrijkse beeldhouwer en schilder bezocht in 1928 Staf Stientjes en zou er zo door het landschap gecharmeerd zijn geweest dat hij samen met zijn broer Firmin in Tiegem een stuk grond kocht waarop hij een houten huis met atelier bouwde. Beide broers hadden een opleiding aan de Academie voor Schone Kunsten van Kortrijk genoten, waarna Lieven zich verder als beeldhouwer bekwaamde in Antwerpen.

Voor Lieven ontwierp architect Demunnynck de “Villa Zonnekracht”, dat zou uiteindelijk Vlaanderens meest zuiver kubistische kunstenaarswoning en atelier van deze omvang worden. De minzame Lieven Colardyn kon, als diepzinnige denker en zwaarmoedig filosoof, de avant-garde beweging van zijn tijd niet blind volgen in zijn kunst. Daarvoor was hij te veel op zoek naar de ideale vormgeving. Het aanvankelijke kubisme liet hij los voor sociaal bewogen en volksreligieuze thema’s. Zijn beelden en doeken spreken over leven en dood; en in zijn gedichten vindt men alleen de meest pessimistische aspecten van de existentiële filosofie terug.

 

FIRMIN COLARDYN

Voor de schilder Firmin Colardyn, broer van Lieven, werd in 1932 de villa “Maenemin” gebouwd, een bakstenen huis in art-decostijl. Firmin schilderde hoofdzakelijk winterlandschappen waar de natuur in volle rust is, waar alles precies in winterslaap is verzonken. De schilderijen, gewijd aan de mens, vertonen over het algemeen een beeld van droefheid, weemoed, het in gedachten verzonken zijn. De donkere kleuren verbergen de gelaatsuitdrukkingen voor een gedeelte maar ze beroeren de toeschouwer. In 1952-1953 schilderde Firmin een kruisweg die in 1975 aan Harelbeke werd geschonken en in de Sint-Ritakerk op de Zavelberg opgehangen is. Ook achteraan in de kerk van Tiegem hangt een werk van hem.

In 1977 werd Firmin Colardyn, de geheimzinnige wandelende man met de zwarte cape, de grote baret en de wilde lange grijze haren in Tiegem begraven. Op zijn graf staat een sculptuur van zijn broer Lieven.

Meer info?